Het mammacarcinoom komt in Nederland veel voor. Het is de tweede doodsoorzaak door kanker bij de Nederlandse vrouw; 20 % van de borstkankerpatiënten is jonger dan 50 jaar en meer dan 70 % van de patiënten is jonger dan 70. De incidentie van het mammacarcinoom neemt per jaar toe met ongeveer 1–2 %, maar ondanks dit feit neemt de sterfte aan borstkanker af. Dit is mede te danken aan vroegdiagnostiek en verbeterde adjuvante behandelingen. Ongeveer 120 mannen per jaar krijgen borstkanker. Bij het ontstaan van het mammacarcinoom speelt waarschijnlijk een combinatie van hormonale, erfelijke en omgevingsfactoren een rol. Door het inzetten van genetisch onderzoek kunnen genmutatiedragers worden opgespoord en kan een behandeling op maat worden aangeboden. Door de snelle ontwikkeling op het gebied van moleculair-genetisch onderzoek kan in toenemende mate ook doelgerichte therapie worden ingezet. Reconstructieve mammachirurgie is tegenwoordig niet meer weg te denken uit het behandelingsaanbod bij mammacarcinoom, met positieve gevolgen voor de kwaliteit van leven. Lobulaire carcinomen metastaseren vaker dan ductale carcinomen. Palliatieve behandeling is in eerste instantie gericht op het verbeteren of handhaven van de kwaliteit van leven. De mammacareverpleegkundige of verpleegkundig specialist speelt een belangrijke rol in de voorlichting, begeleiding, nazorg en in de logistiek van het behandeltraject.