Het lichamelijk onderzoek, ofwel de fysische diagnostiek, volgt na de anamnese en vindt plaats met de zintuigen en/of eenvoudige instrumenten, zoals stethoscoop en reflexhamer. Het is bedoeld om relevante afwijkingen op te sporen of het ontbreken hiervan vast te stellen. Het onderzoek kan bestaan uit alleen status localis, een screenend volledig onderzoek of aangevuld met extra onderzoek van een bepaalde regio. De volgorde is in het algemeen: inspectie, auscultatie, percussie en palpatie. Zowel uitgebreidheid als volgorde zijn afhankelijk van de klacht en context waarin men de patiënt onderzoekt. Bij het algemeen onderzoek horen ook lengte en gewicht, bloeddruk, pols, temperatuur en CVD. Het is belangrijk om het voor de patiënt zo comfortabel mogelijk te maken en goede uitleg en instructies te geven. In dit hoofdstuk wordt uitgebreider ingegaan op de bovengenoemde onderdelen.