In dit hoofdstuk wordt een aantal afwijkingen aan de bloedvaten en huidaandoeningen met een bloedvatcomponent gepresenteerd, die niet in Hoofdstuk 3 of 4 zijn behandeld. Voorbeelden zijn functionele vaatafwijkingen zoals het raynaudfenomeen (‘dode vingers’, ‘dode tenen’), perniosis (‘wintertenen’), afwijkingen gekenmerkt door ontsteking van de vaatwanden (vasculitis), aangeboren ontwikkelingsstoornissen, vaataandoeningen die ontstaan door celdeling (zowel goedaardig als kwaadaardig) en afwijkingen met uitzetting van bloedvaten. Ook worden de oorzaken besproken van de veelvoorkomende purpura (puntvormige bloedinkjes) aan de onderbenen. Verreweg de meeste van deze vaataandoeningen zijn onschuldig van aard en enkele geven hoofdzakelijk of alleen cosmetische problemen. Zeer incidenteel kan een functionele afwijking van de vaten necrose van de huid veroorzaken. Necrose komt wel vaak voor bij de zogeheten leukocytoclastische vasculitis, maar deze is altijd voorbijgaand en slechts in enkele gevallen zijn interne organen in het proces betrokken. Kwaadaardige tumoren van bloedvaten zoals het kaposisarcoom zijn zeldzaam.