We staan stil bij de patiëntengroepen waar je als IC-verpleegkundige het meest mee wordt geconfronteerd. Het gaat om patiënten met traumatisch schedelletsel en/of hersenletsel, herseninfarct en hersenbloeding, ofwel intracerebraal hematoom (ICH), subarachnoïdale bloeding (SAB), infecties van het centrale zenuwstelsel (o.a. meningitis, subduraal empyeem, cerebraal abces en encefalitis), dwarslaesie/ruggenmergaandoeningen (o.a. letsels van de thoracale, thoracolumbale en lumbale wervelkolom) en een aantal neuromusculaire aandoeningen. Bij die laatste groep gaat het bijvoorbeeld om het myasthenia gravis, Guillain-Barré-syndroom (GBS) en amyotrofische laterale sclerose (ALS). Ten slotte zijn er paragrafen gewijd aan tumor cerebri, epilepsie, hersenoedeem en – met het oog op orgaantransplantatie – aan de criteria voor hersendood.