Vorig jaar berichtten Rotterdamse onderzoekers op basis van het ERSPC-onderzoek dat met geregelde bepalingen van het prostaatspecifieke antigeen (PSA) bij oudere mannen circa 20% van de sterfte aan prostaatkanker kan worden voorkomen.
1Desondanks is de invoering van prostaatkankerscreening bij oudere mannen nog lang niet in kannen en kruiken.
2Om 1 geval van overlijden aan prostaatkanker te voorkomen moeten er namelijk 48 mannen worden opgezadeld met de diagnose prostaatkanker met bijbehorende behandelingen en periodieke controle, terwijl ze van deze ziekte wellicht nooit last hadden gekregen. Screening leidt dus tot belangrijke overdiagnostiek en bijbehorende overbehandeling. Huisarts Scholten stelde recentelijk in dit blad dan ook dat het tijd wordt dat het NHG zich uitspreekt tegen PSA-bepalingen bij oudere mannen zonder duidelijke klachten. Ook meende hij dat deze bepaling uit het zorgverzekeringspakket moest worden verwijderd.
3Zeker het laatste voorstel heeft weinig kans van slagen, omdat het PSA ook figureert als parameter om de ontwikkeling van een eenmaal vastgesteld prostaatcarcinoom te volgen. Onderwijl worden Nederlandse huisartsen gefrequenteerd door oudere mannen die zekerheidshalve hun PSA willen laten meten en die daar ook na gedegen voorlichting over de potentiële gevaren van deze exercitie niet vanaf zijn te brengen. Het recht te weten heeft geleid tot een wijdverbreide praktijk van opportunistische screening. Nieuw onderzoek biedt mogelijkheden dit enigszins in te dammen. …