Van Duppen et al. betogen op pagina 259 dat cognitieve gedragstherapie (CGT) in de huisartsenpraktijk goed uitvoerbaar is. Niet alleen werkt het bij chronisch vermoeide patiënten, maar het zou een panacee zijn voor allerlei problemen. Het NHG heeft inmiddels zelfs een aparte nascholingscursus voor huisartsen. Vorig jaar publiceerde de BMJ een aardig debat tussen voor- en tegenstanders van gedragstherapie.1 CGT heeft ook iets aantrekkelijks: het appelleert aan het doegedrag van dokters. Je zapt gewoon even verkeerde cognities weg en de patiënt kan in ieder geval tot de volgende hobbel weer verder, zo schertst Holmes, een van de deelnemers aan dit debat. CGT is effectief omdat symptomen van gedrag nu eenmaal makkelijker te meten zijn dan inzicht in gedrag.