Zoals we in hoofdstuk 1 uiteen hebben gezet, is een modus het geheel van – al dan niet goed aangepaste – schema’s of schema-activiteiten die op dat moment voor het individu werkzaam zijn. Dat wij het begrip modus hebben ontwikkeld, maakt deel uit van een natuurlijke ontwikkeling waarin we het model hebben toegespitst op patiënten met steeds zwaardere stoornissen. We zijn begonnen met traditionele cognitieve gedragstherapie, waarmee we veel patiënten met as-I-stoornissen hebben kunnen helpen. Maar veel andere patiënten, met name patiënten met chronische symptomen of as-II-stoornissen, moesten het ofwel grotendeels zonder hulp stellen ofwel zij kregen hulp voor hun as-I-stoornissen maar kenden nog steeds aanzienlijke emotionele verwarring en beperkt functioneren, dat wil zeggen, belangrijke karakterologische psychopathologie. Schemagerichte therapie heeft de meesten van deze patiënten geholpen, maar er is wel een groep patiënten met ernstige stoornissen overgebleven die verdere behandeling vergt, met name de patiënten met een borderline of narcistische persoonlijkheidsstoornis.