Na de beschrijving door John Hunter in 1778 van de transplantatie van een tand naar een hanenkam, is in de jaren ‘50 in Noorwegen een gestructureerde start gemaakt met het onderzoek naar het autotransplanteren van elementen met een open apex. Dit bleek een succesvolle behandelmethode die met de opkomst van de implantologie in de jaren ‘80 naar de achtergrond is gedrukt. Doordat er nu langetermijnresultaten beschikbaar zijn ( > 40 jaar) én de tekortkomingen van de implantaten zich steeds duidelijker hebben afgetekend, is het autotransplanteren weer in zwang gekomen. Het indicatiegebied beperkt zich niet alleen tot de solitaire tandvervanging in de bovenkaak; ook het behandelen van agenesieën en vervangen van zwaar gecompromitteerde (eerste) molaren door verstandskiezen behoort tot de mogelijkheden. Ook leeftijd speelt geen rol meer nu zowel elementen met een open apex als met een volledig afgevormde apex voorspelbaar kunnen worden getransplanteerd. Het inzicht dat het parodontaal ligament een cruciale rol speelt, heeft er tevens voor gezorgd dat ook forse alveolaire defecten kunnen worden verholpen met deze biologische vervanging. Op basis van de resultaten van voornamelijk Scandinavisch fundamenteel onderzoek in het laatste kwart van de vorige eeuw en recente internationale onderzoeken, aangevuld met uitgebreide klinische ervaring, is een autotransplantatenprotocol opgesteld. Een goede interdisciplinaire samenwerking is vereist, waarbij parodontoloog, orthodontist, endodontoloog en restauratief tandarts elk hun eigen plaats hebben.