In dit artikel presenteren we de bevindingen van fase 2 van een longitudinale studie naar het gezinsfunctioneren van heteroseksuele koppels met een kind van vijf jaar dat verwekt is via id-release eiceldonatie. Aan de hand van gestandaardiseerde observaties, interviews en vragenlijsten is een vergelijking gemaakt tussen 72 gezinnen met eiceldonatie en 50 gezinnen met In Vitro Fertilisatie (IVF) (etniciteit: 93% wit Brits). Er zijn geen verschillen gevonden tussen de gezinstypes wat betreft de kwaliteit van de moeder-kind- en vader-kindinteracties, behalve de lagere structurering van de vaders in de gezinnen met eiceldonatie. De moeders en vaders met eiceldonatie rapporteren meer ouderschapsstress en minder vertrouwen en competentie dan de IVF-ouders. Moeders met eiceldonatie rapporteren minder sociale steun en een lagere kwaliteit van de partnerrelatie, meer boosheid naar het kind en vinden dat hun kind vaker boos en minder gelukkig is dan de IVF-moeders. Vaders met eiceldonatie hebben meer kritiek en boosheid naar hun kind, ervaren minder vreugde in het ouderschap en zijn minder tevreden met de steun die zij ontvangen dan de IVF-vaders. Volgens de rapportage door moeders, vaders en leerkrachten hebben kinderen uit gezinnen met eiceldonatie meer externaliserende problemen dan IVF-kinderen, maar een hogere mate van internaliserende problemen wordt alleen door de leerkrachten gerapporteerd. De externaliserende problemen worden voorspeld door de lagere sociale steun van de moeder, sterkere toename van ouderschapsstress en daarmee samenhangende kritiek. De internaliserende problemen zijn gerelateerd aan de door de moeder gerapporteerde lagere aanvangskwaliteit van de partnerrelatie. Beide worden voorspeld door een lagere uitkomst van het reflectief functioneren. De ouderschapsstress is voor de eiceldonatie-gezinnen een belangrijkere voorspeller van externaliserende problemen dan voor de IVF-gezinnen en dit is een modererend effect.