Al decennia wordt in LHV- en NHG-documenten het belang onderstreept, dat huisartsen aandacht besteden aan ‘werk’ en daarover afstemmen met bedrijfsartsen. In praktijk gebeurt dat echter weinig, terwijl huisartsen juist een prima positie hebben voor vroegsignalering en -interventie, omdat de meeste werkenden met gezondheidsproblemen eerst hén bezoeken, en niet of pas (veel) later hun bedrijfsarts. Bovendien wíllen patiënten bij verzuim graag hun huisarts inschakelen, vertrouwen hem/haar en blijken ook tevredener als hun werk besproken wordt. En intussen groeit het bewijs dat (behoud van) werk een cruciale randvoorwaarde is voor gezondheid en welzijn.
In dit artikel worden achtergronden en mogelijke gevolgen van deze ‘blinde vlek voor werk’ bij huisartsen besproken, naast pogingen tot verbetering – ook internationaal –, met (bestuurlijke) steun uit de bedrijfsartsenwereld. Die pogingen zijn temeer belangrijk vanwege de verwachte forse toename van medische problemen binnen de beroepsbevolking door vergrijzing, langer doorwerken en vooral een verwachte sterke groei van chronische/life style-aandoeningen.
Huisartsen kunnen, in goede afstemming met bedrijfsartsen, helpen deze problemen te bestrijden, zeker gezien hun onlangs herziene NHG-kernwaarden. Zij verdienen daarbij alle steun van andere betrokkenen, sociale partners voorop. Daarvoor is het, na al het ‘geduldige beleidspapier’ ook hoog tijd, vanuit patiëntbelang en het belang van een gezonde beroepsbevolking – de kurk waarop onze welvaart drijft!