De voeding is een aandachtsgebied dat slechts zelden in ogenschouw wordt genomen bij het voorschrijven van oefenprogramma’s voor ouderen of het bepalen van hun functionele mogelijkheden voor lichaamsbeweging. Voedingsaspecten zijn vaak vervlochten met het normale verouderingsproces en met ziekten en kunnen het beloop daarvan verergeren. Problemen die te maken hebben met ondervoeding of te veel eten spelen een grote rol bij de precieze bepaling van de algemene conditie van ouderen en hun functionele mogelijkheden voor allerlei activiteiten. In het jaarlijkse rapport van de Amerikaanse Surgeon General uit 1979 werd als doel voor de jaren ’80 het verbeteren van de gezondheid en de kwaliteit van het leven van alle individuen ouder dan 65 jaar genoemd.1 Men hoopte dit te bereiken door ouderen te stimuleren zich op een gezonde manier te bewegen en gezond te eten. De verwachting was dat een goed uitgewerkt voorlichtingsprogramma op lokaal, regionaal en landelijk niveau ervoor zou kunnen zorgen dat het gemiddeld aantal dagen dat ouderen hun activiteiten moeten beperken vanwege acute en chronische gezondheidsproblemen in 1990 met twintig procent zou zijn afgenomen (dat wil zeggen: minder dan dertig van dergelijke dagen per jaar).2